Pişti
Spelregels
Pişti is een Turks kaartspel dat vooral bekend is en gespeeld wordt in Turkije, Duitsland en Zwitserland.
Instelling
Elke speler krijgt vier kaarten. Drie kaarten worden open op tafel gelegd en de startkaart wordt daarbovenop gelegd. Als de startkaart een boer is, gaat deze naar de bodem van de stapel (de speler die deelt krijgt deze kaart dus in de laatste ronde). De deler is per ronde/spel een andere speler aan de beurt.
Spelregels
Je speelt altijd achter elkaar (d.w.z. degene die de truc heeft gedaan, komt niet nog een keer aan de beurt). Je speelt tegen de klok in in volgorde.
Degene die de slag doet, krijgt alle kaarten die op tafel liggen. De speler die de eerste slag doet, krijgt ook de drie open kaarten. Hij is de enige speler die deze kaarten mag bekijken, wat een tactisch voordeel betekent. Men mag een kaart naar keuze spelen - het maakt niet uit welke kaart de speler eerder heeft gelegd. Als de vier kaarten opgebruikt zijn, krijgt elke speler weer vier kaarten van de stapel.
Als de laatste kaarten niet worden gespeeld, gaan deze kaarten naar de speler die de laatste truc heeft gespeeld.
Trucs:
Een truc kan worden gescoord met een willekeurige boer of als de kaart op tafel kan worden gedekt met een kaart van dezelfde rang.
Scoren
Aan het eind van een ronde worden de punten geteld. De scores zijn:
Klaveren 2 = 2 punten
Ruiten 10 = 3 punten
Boer = 1 punt
Aas = 1 punt
Wie de meeste slagen heeft = 3 punten
Pişti = 10 punten
Boer Pişti = 20 punten
Een Pişti is de eerste kaart die gedekt wordt door een kaart van dezelfde rang en dus gestoken wordt (d.w.z. alleen de twee dezelfde kaarten mogen op tafel liggen, anders is het een normale slag - als het de twee laatste kaarten zijn, telt het niet als een Pişti, maar het breekt wel de pisti van de tegenstander).
Einde van de spel
In de regel wordt het spel gespeeld op 101 of, meestal, 151 punten.